Navigatie overslaan
Zoeken

Metropolis - City Life in the Urban Age

Tentoonstelling
11 sep - 9 okt 2011
Michael Wolf
Datum
11 sep - 9 okt 2011
Locatie
Der Aa-kerk , Akerkhof 2 , Groningen

Inleiding

Op 23 mei 2007 kon de wereld het begin van het urban millenniumvieren. Op deze datum leefden er wereldwijd voor het eerst meer mensen in de stad dan op het platteland: 3,3 miljard mensen op drie procent van het aardoppervlak. Metropolis – City Life in the Urban Age is het tweede deel in een tweeluik waarin wordt gekeken naar de gevolgen van deze ontwikkeling voor achtereenvolgens het platteland en de stad.

 

Urbanisatie is niet nieuw, maar nooit groeide de bevolking van stedelijke gebieden sneller dan de afgelopen decennia. Het is een trend die volgens demografen van de Verenigde Naties nog tot het midden van deze eeuw zal doorzetten. Meer dan ooit maakt het de stad tot de plek waar de cultuur en moraal van de mensheid worden vormgegeven – ideeën over het leven die dankzij digitalisering en globalisering tot ver buiten de stadsgrenzen worden geëxporteerd.

Kenmerkend is het gespleten karakter van die moderne stad. Dan weer is de groei onstuimig en ongericht, dan weer wordt ze planologisch tot in detail uitgedacht. In steden komen etnische groepen en culturen samen, waar ze tegelijkertijd een wederzijdse verrijking en een bron van spanning zijn. In ontbolsterende economieën heeft de stad een aanzuigende werking op plattelandsbewoners die – vergeefs of met succes – zoeken naar een beter leven, terwijl in het Westen sprake is van een white flightrichting de aangeharkte buitenwijken. Steden zijn plekken die kansen bieden en ontnemen, die het milieu belasten én ontlasten, waar je voortdurend in het oog van camera’s bent, maar evengoed volslagen anoniem kunt zijn.

De gemene deler is de dynamiek, de vitaliteit en de kakofonie van de grote stad. Of het nu in de sloppenwijk of het luxueuze appartementencomplex is, iedereen probeert er op de vierkante meter een thuis en een toekomst te creëren.

Oorzaken

Wetenschappers gaan er vanuit dat de eerste serieuze verstedelijking plaatsvond in Mesopotamië. De Soemerische stad Ur was tweeduizend jaar voor Christus de grootste ter wereld met zo’n 65.000 inwoners, het oude Rome telde er rond het jaar nul 650.000 en Bagdad overschreed in de achtste eeuw als eerste de mijlpaal van een miljoen inwoners. Steden waren militair makkelijker te verdedigen dan het platteland, maar hadden vooral toegevoegde waarde als centra van commercie en bestuur. Door vooruitgang in de landbouw konden boeren makkelijker overschotten produceren, waardoor ruimte werd geschapen voor (ruil)handel, verdeling van arbeid en specialisatie – allemaal aanjagers van verstedelijking. Verbeterd transport, in de vorm van karavanen en nieuwe scheepstypen, creëerde florerende handelscentra. Zo had verstedelijking een gunstig effect op de kwaliteit én kwantiteit van de productie. Het bracht grondstoffen en ideeën bij elkaar, die een kruisbestuiving konden aangaan.

Niettemin leefde tot de negentiende eeuw slechts een klein deel van de wereldbevolking in steden. Moderne grootschalige verstedelijking komt voort uit de Industriële Revolutie. Die vereiste grote groepen fabrieksarbeiders en die kwamen beschikbaar doordat diezelfde revolutie de landbouw minder arbeidsintensief had gemaakt. In 1900 woonde veertig procent van de Amerikanen in steden, in 1990 al tachtig procent. Europa bleef daar niet ver bij achter. Azië, Latijns-Amerika en Afrika maken nu een vergelijkbare, maar koortsachtigere urbanisatie door. Waar in het Westen al suburbanisatie – de trek naar de rustiger en veiliger randen van de stad – optreedt, zal meer dan negentig procent van de urbanisatie de komende decennia in ontwikkelingslanden plaatsvinden.

Goed of slecht?

De snelheid van urbanisatie in de niet-westerse wereld gaat gepaard met groeistuipen. Azië en Afrika zullen respectievelijk in 2023 en 2030 al de grens van vijftig procent stadsbewoners overschrijden, een tempo dat het lastig maakt nieuwe inwoners te absorberen. Dat zal de verstedelijking afremmen, zo voorspelt de Franse econoom Philippe Bocquier. Vooral in Afrika wordt de urbanisatie meer aangejaagd door problemen dan door kansen. De aanwas bestaat er voor een aanzienlijk deel uit mensen die op de vlucht zijn voor oorlog, honger, ziekte, droogte, maar vooral: de geringe mogelijkheden om op het platteland de levensstandaard boven het overlevingsminimum te tillen. Ze komen terecht in steden waar te weinig werk en onderdak is. De facto is er daardoor sprake van verplaatsing van problematiek.

De meeste megasteden in ontwikkelingslanden kampen met sloppenwijken, onveiligheid, slechte hygiëne en een rechteloze onderklasse. De kloof tussen arm en rijk is er nadrukkelijker aanwezig dan op het platteland. Immigranten belanden van de ene kansloze situatie in de andere, maar nu zonder het vangnet van traditionele sociale verbanden. Bovendien is niet elk mens geschikt om te functioneren in de maalstroom van de stad. Waar de een gedijt, zal de ander worden opgeslokt. Dat is het lot dat de bewoner van élke wereldstad kan treffen: om gedegradeerd te worden tot een naamloos radertje in een onmenselijke machine. Zeker in uit de grond gestampte Chinese productiesteden, gevuld met honderdduizenden naam- en gezichtloze fabrieksarbeiders, neemt de utilitaristische benadering van individuen schrijnende vormen aan.

Moeten we dus somberen over verstedelijking? Het is belangrijk om voor ogen te houden dat geen enkel land serieuze stappen in economische, politieke en sociale ontwikkeling heeft gemaakt zonder verstedelijking. Steden vergroten de toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, verkleinen de afstand tot het politieke proces, drukken het geboortecijfer, verlagen kindersterfte, openen de weg naar een breder scala aan carrières en verkorten de digitale en fysieke lijnen naar de rest van de wereld. Hoe groot het belang van een stad kan zijn, blijkt wel uit het aandeel dat steden hebben in het Bruto Nationaal Product. Boedapest en Seoul genereren bijna vijftig procent van het BNP van respectievelijk Hongarije en Zuid-Korea. Dat betekent in menselijke termen: welvaart en welzijn. Weegt de grootstedelijke problematiek dan nog op tegen de meerwaarde van de samengebalde kracht?

Verstedelijking is vooral zorgwekkend wanneer de economische en sociale infrastructuur fragiel dan wel geperverteerd is en bestuurders tekort schieten door desinteresse, corruptie, gebrek aan kennis of het afkalven van instituties. De situatie van veel nieuwe stadsbewoners is niet per se het gevolg van verstedelijking, maar van een maatschappelijke inrichting die de staat en het collectief boven het individu plaatst. Zeker in China hebben ook landarbeiders zwaar te lijden gehad onder dergelijke ideeën. Net zoals de onderverdeling in grootgrondbezitters en landloze boeren zich in Zuid-Amerika heeft vertaald naar in compoundsopgesloten rijken en een in favela’ssamengepropte bezitloze klasse.

Verstedelijking heeft eigenlijk nog het schadelijkste effect op het platteland, dat wordt gedegradeerd tot toeleverancier en vuilstort. Rural flightis een zichzelf versterkend mechanisme. Omdat het met de afname van de bevolking lastiger wordt voorzieningen – indien al aanwezig – op peil te houden, zullen nóg meer mensen geneigd zijn weg te trekken. Krimp stimuleert verdere krimp.

Voor het milieu lijkt dat op het eerste oog slecht – het platteland is toch schoner dan de stad? De werkelijkheid is genuanceerder dan dat. In de westerse wereld is de ecologische impact van een plattelandsbewoner groter dan die van een stadsbewoner, die gemiddeld minder vaak de auto gebruikt, minder bebouwing per hoofd van de bevolking vraagt en voorzieningen deelt. De verstedelijking in de derde wereld gaat gepaard met vervuilende industrie, maar óók met een terugloop in de extreem schadelijke slash and burn-technieken van kleine boeren. Daar staat weer tegenover dat steden hitte-eilanden zijn, ontbossing stimuleren en de infiltratie van regenwater in de bodem bemoeilijken, zodat er sneller overstromingen ontstaan. Kaalslag op het platteland – ten behoeve van sojaproductie en biobrandstof – wordt grotendeels veroorzaakt door de vraag vanuit de stad. Het is de mens die vervuilt en wanneer het leeuwendeel der mensen in steden woont, zullen steden het sterkst bijdragen aan de vervuiling.

Het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties heeft zich in heldere bewoordingen uitgesproken tegen de notie dat urbanisatie intrinsiek negatief zou zijn. Verstedelijking is onomkeerbaar en in potentie gunstig, zolang overheden en planologen niet achter de feiten aanlopen. Ze moeten, aldus het Bevolkingsfonds, de groei van steden juist omarmen. Door er met nieuwe infrastructuur op voor te sorteren en te werken aan stedelijke toepassingen van groene technologie.

De toekomst van de stad

In 2030 zal naar verwachting zestig procent van de wereldbevolking in steden wonen. Halverwege de eeuw zelfs zeventig procent. Maar hoe zullen die steden eruitzien?

De wereld kent inmiddels negen megasteden met meer dan twintig miljoen inwoners: Tokyo, Guangzhou, Seoul, Delhi, Mumbai, Mexico-Stad, New York, Sao Paulo en Manilla. Toch vindt de grootste groei momenteel plaats in steden tot een half miljoen inwoners. Waar de rek er aan de bovenkant nagenoeg uit is, zal het aantal middelgrote steden explosief groeien.

Het is belangrijk om op te merken dat door de digitale revolutie en globalisering de rol van de stad  verandert. In toenemende mate is ze méér dan een fysieke locatie. Ze is een mentaliteit, een exporteur van culturele waarden, een wolk die de wereld omhult. Gek genoeg zien we twee tegengestelde bewegingen: stadsbewoners leven individualistischer en kunnen hun sociale leven inrichten op grond van (soms eigenzinnige) interesses. De gemene delers vallen weg, de mens atomiseert. Tegelijk werkt de stad, dankzij internet en internationale handel, op meta-niveau als culturele gelijkmaker. Wereldsteden zullen steeds meer op elkaar gaan lijken, zelfs als subculturen steeds minder op elkaar gaan lijken.

De grootste verandering zal de aard van de stad zijn. De Duitse fotograaf Michael Najjar loopt hierop vooruit met zijn vloeibare architectuur, bestaande uit flexibele vormen die voortdurend in beweging zijn. De grens tussen architectuur en cyberspacezal vervagen, het virtuele domein wordt een voortzetting van de stad. Die vervlechting van het tastbare en het niet-tastbare, van het plaatselijke en het universele, leidt tot een hybride wereld voor hybride mensen. Momenteel krijgen die ideeën al vorm in een aantal zogeheten smart citiesin India, Maleisië, het Midden-Oosten en Zuid-Korea. Dit zijn steden die zich vooral richten op communicatietechnologie en de daarmee samenhangende kennis- en diensteneconomie. Wie in de hybride wereld meekan zal floreren, wie achterblijft wacht de desoriëntatie van een onbegrijpelijke Umwelt.

De vraag is of die nieuwe media uiteindelijk verstedelijking minder noodzakelijk zullen maken. Komt er een tegenbeweging, terug naar het platteland? Vooralsnog is er weinig wat daarop wijst. Mensen blijven dichter op elkaar kruipen, ook al zijn afstanden makkelijker te overbruggen dan in het verleden. De grootste vraag zal niet zijn of de verstedelijking doorzet, maar of steden hanteerbaar en leefbaar zullen blijven dan wel worden. Sociaal, politiek en vooral als omgeving. Groene technologie en op leefbaarheid gerichte stadsontwikkeling – waaronder urban farming– zullen essentieel blijken. Successen op die terreinen zullen mede bepalen of de toekomstige stad een utopie dan wel dystopie wordt.

Metropolis

De tentoonstelling Metropolis – City Life in the Urban Age legt de vele gezichten van de moderne Großstadtbloot. Van de platgedrukte forensen in de metro van Tokyo tot de brandgevaarlijke sloppen van Dhaka, van de grootste gebouwen tot het intieme van het individuele leven. Zowel inhoudelijk als qua vormgeving slaat Noorderlicht daarbij nieuwe wegen in. In zes hoofdstukken – die elk een specifiek element van het stadsbestaan benadrukken – worden de problemen en de mogelijkheden van steden wereldwijd getoond. In drie van die hoofdstukken staat de mens centraal en is de stad decor. In de andere drie is de stad zelf hoofdrolspeler en de mens detail. De appendix richt zich op de vraag hoe mensen in zo’n complexe omgeving hun weg vinden. In uitgebreide series wordt de zoektocht, het navigeren, voelbaar gemaakt – het kennismaken met de stad, het verwerken van indrukken, het mijmeren en het onderzoeken.

Fotografen zijn, net als journalisten, geneigd de lens vooral op problemen te richten. Dat is logisch: zonder een bewustwordingsproces zullen misstanden niet snel het hoofd worden geboden. Toch is het belangrijk te laten zien dat de stad méér is. Hoewel al deze series, zoals Noorderlicht betaamt, een sociale component hebben, is Metropolis een samenspel van verschillende sferen, diverse gezichtspunten en nieuwe manieren van kijken. De tentoonstelling en de catalogus zijn een weerslag van de fragmentarische aard van de moderne stad en het moderne leven, zonder uit het oog te verliezen dat de stad in dienst zou moeten staan van mensen, niet andersom.

Met werk dat soms puur documentair van karakter is en soms op de grens van kunst en design balanceert, wordt een stad van beelden gebouwd. Vanuit de wetenschap dat urbanisatie en de wijze waarop ze haar beslag krijgt een proces is dat íedereen aangaat. Omdat de stad de plek is waar onze toekomst wordt gemaakt.

Te zien